Jaarverslag 2013 van de skriezekrite’ Tusken Oksekop en Krite’.

 

 

Samenstelling bestuur Skriezekrite:

 

Symen Arendz, namens ANV Smelne Singellân ,Germ van der Burg, namens It Fryske Gea

Gerwold Hylkema, namens de WBE,  Gerk Kooi, namens Vogelwacht De Wylgen-Smelle Ie-Boarnburgum

Haiko van der Werff, nazorgcoördinator, Ultsje Hosper, beheerregisseur.

Samenvatting:

In skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ (Deelgebied U van de Vereniging Noardlike Fryske Wâlden) is in 2013 voor het vierde achtereenvolgende jaar, collectief agrarisch natuurbeheer conform de Subsidieregeling Natuur- en Landschapbeheer (SNL) uitgevoerd. Het aantal van de vier belangrijkste weidevogelsoorten, kievit, grutto, tureluur en scholekster, bedroeg in totaal 184 in een gebied van 500 hectare. Dat is 19 broedparen meer dan in 2012. Kievit, tureluur en scholekster zijn vooruitgegaan; van de grutto zijn 3 broedparen minder geteld. Weidevogelpopulaties kunnen jaarlijks variëren, zonder dat direct sprake is van voor- of achteruitgang. De voorzichtige conclusie voor skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ is, dat de weidevogelstand na de aanvankelijk forse achteruitgang in 2011, de laatste drie jaar min of meer stabiel is.

Voorwoord:

Voorafgaand aan dit verslagjaar hebben zich een aantal wijzigingen in de bestuurssamenstelling van de skriezekrite voorgedaan. Anne Haagsma is teruggetreden als vertegenwoordigster van de Noardlike Fryske Wâlden; Gerwold Hylkema heeft Willem Epema opgevolgd als vertegenwoordiger namens de WBE Smallingerland; Haiko van der Werff heeft Willem Wilstra opgevolgd als nazorgcoördinator en Ultsje Hosper is Wiebe Terpstra opgevolgd als beheerregisseur.

In opdracht van de Provincie Fryslân heeft de Noardlike Fryske Wâlden in totaal 200 hectare uit het ‘collectief beheer’ genomen, omdat in deze gebieden de laatste jaren geen weidevogels meer voorkwamen. Voor de skriezekrite Tusken Oksekop en Krite betrof dit 15 hectare. De totale oppervlakte zal voor het nieuwe seizoen worden herberekend. Vandaar dat ik in het overzicht van de totale oppervlakte van Skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ in dit verslag ben uitgegaan van een afgeronde oppervlakte van 500 hectare.

In de nacht van 14 mei 2013 heeft zich bij ons lid/beheerder van de skriezekrite, de heer Jeen Wouda aan de Bûtendiken, een ramp voorgedaan. Tijdens een zwaar onweer is midden in de nacht zijn boerderij afgebrand. Gelukkig merkte de heer Wouda dit zelf op en kon de boerderij tijdig verlaten en hulp inroepen. De brandweer kon echter niets meer uitrichten dan nablussen en de boerderij is tot de grond toe afgebrand. De heer Wouda kan bij zijn losstaande schuur (die bewaard is gebleven) met vee blijven wonen in een tijdelijke woonvoorziening.

De opmaling van het plas-dras gebied van Sytse Bosma is tijdens het seizoen vervangen door een zelfvoorzienende opmaling op zonne-energie. Deze kan jaarlijks in het gebied geplaats worden. Daarmee behoort het wekelijks opmalen met trekker en pomp tot het verleden. Bovendien is deze opmaling dit voorjaar met een vergunning geformaliseerd door Wetterskip Fryslân. Wetterskip Fryslân zal tevens een overstort plaatsen.

Inleiding:

Vier jaar geleden is de skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ opgericht. Een skriezekrite is een samenwerkingsverband van boeren, vogelwachters, jagers en natuurbeschermers met als doel de weidestand te beschermen en te bevorderen. Het rijk stelt hier via de provincie financiële middelen voor beschikbaar. Vanaf 2015 is de Provincie Fryslân beleidsmatig en financieel verantwoordelijk voor het weidevogelbeleid.

Skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ ligt ten westen van Smelle Ie, De Wylgen en Boarnburgum, en is onderdeel van de Agrarische Natuur Vereniging ‘Smelne Singellân’, en deze van de vereniging ‘Noardlike Fryske Wâlden’ (NFW). Elke boer/beheerder binnen de skriezekrite kan op vrijwillige basis een beheerovereenkomst met de NFW afsluiten. Deze overeenkomst geldt in principe voor zes jaar, maar kan jaarlijks worden aangepast.

In de beheerovereenkomst kunnen voor de verschillende vormen van weidevogelbeheer, zogenaamde ‘beheerpakketten’ worden afgesloten. Het minimale pakket is ‘legselbeheer’; verder zijn er beheerpakketten met een ‘rustperiode’, met ‘voorweiden’, met een ‘weiderand’, ‘tijdelijk verhoogde waterpeilen’ en het instellen van een ‘plas-dras  gebied’. Uit weidevogelonderzoek van vele jaren is gebleken dat de afwisseling in beheerpakketten, het zogenaamde ‘mozaïekbeheer’, de beste resultaten voor weidevogelbescherming geeft.

In elke skriezekrite functioneert een ‘beheerregisseur’, die in overleg met de boeren, nazorgers en het projectbureau NFW, jaarlijks een mozaïek van beheerpakketten voorstelt. Uiteraard dient het weidevogelbeheer te passen binnen de bedrijfsvoering van de betreffende boer/beheerder. De nazorgers van de Vogelwachten sporen indien nodig de nesten (bij legselbeheer) en territoria van weidevogels op en geven dit door aan de betreffende boer. De nesten/territoria worden vermeld op de bedrijfskaart, die in het melklokaal hangt, zodat de boer/beheerder bij de veldwerkzaamheden hier rekening mee kan houden. Bovendien wordt door de nazorgers drie maal per weidevogelseizoen een zogenaamde ‘alarmtelling’  gehouden van de alarmerende weidevogels. Hier kan het broedsucces aan worden gemeten en in de gebieden met een uitgestelde maaidatum met veel alarmerende weidevogels kan de maaidatum eventueel verder worden uitgesteld (tot uiterlijk 28 juni).

Diversiteit van beheerpakketten:

In de skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’ (TOEK) komen vrijwel alle pakketten, van ‘legselbeheer’, het lichtste pakket tot een ‘rustperiode tot 22 juni’ en ‘plas-dras’, de zwaarste pakketten, voor. Hoewel alle pakketten in een skriezekrite in principe gericht zijn op de weidevogelbescherming, komen in TOEK ook nog enkele botanische pakketten, gericht op verschraling, voor; deze zijn eerder gesloten in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, SAN. De SAN-pakketten kun bij beëindiging omgezet worden in een beheerpakket in het kader van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer (SNL).

Factoren van belang:

Naast het beheer zijn ook de landschappelijke omstandigheden, de weersomstandigheden en de mate van predatie van belang voor het succes van weidevogels. Een goed weidevogelbiotoop wordt gekenmerkt door een open weidelandschap met voldoende bemesting, kruidenrijke vegetaties of kruidenrijke perceel randen, met een in verhouding voldoende hoog slootwaterpeil. Verder is het van belang dat de predatie wordt beperkt en de predators kort worden gehouden.

Om de openheid te bevorderen is in TOEK enkele jaren geleden de boomopslag langs enkele sloten verwijderd. Maar het gebied grenst aan de westkant aan de natuurgebieden ‘Boarnburgumer Krite’ en ‘Petgatten De Feanhoop’ met hoog opgaand elzenbroekbos. Omdat hier geen weidevogels (meer) zaten zijn de aangrenzende graslandpercelen uit de overeenkomst verwijderd.

Het weer is per jaar verschillend, maar was dit voorjaar extreem koud en erg droog. Gedurende de maanden maart en april was er elke dag sprake van nachtvorst; ook in mei hebben we nog verschillende nachtvorsten gehad. De gemiddelde temperatuur was in maart 1,6 C (normaal: 5,5 C), april 7,7 C (normaal: 8,7 C) en mei 11,5 C (normaal 12,7 C). Het weerstation van Boarnburgum noteerde voor de maanden februari, maart en april de volgende neerslagcijfers:  40 mm, 29 mm en 28 mm. Dit is iets meer dan de helft van de gemiddelde neerslag (179 mm) over deze drie maanden.

In deze skriezekrite met bosgebieden nabij Boarnburgum aan de oostkant en moerasbos aan de westkant in de Boarnburgumer Krite en Petgatten De Feanhoop, en de Oksekop aan de noordkant, is de predatiedruk relatief hoog. In het Predatiebeheerplan worden maatregelen ter bescherming van de weidevogels voorgesteld en door de jagers van Wild Beheer Eenheid (WBE) uitgevoerd.      

Resultaten 2013:

Het jaar 2013 was het vierde jaar van actieve weidevogelbescherming in skriezekrite ‘Tusken Oksekop en Krite’. Hiervoor waren in enkele deelgebieden beheersovereenkomsten afgesloten in het kader van de SAN-regeling.

De kieviten arriveerden eind februari in hun broedgebieden. In verband met de vorst en droogte verdwenen ze begin maart weer, waarschijnlijk naar de nabijgelegen zomerpolders van Tuskensleatten, Wyldlannen en Laban. Deze gebieden liggen buiten de winterkaden en staan ’s winters onder water. Vanaf 1 maart worden ze bemalen met plas-dras gedeelten tot in het voorjaar. Het aan de Bûtendiken grenzende bûtlân Noarderkrite stroomt vrij af op de boezen, en heeft natte gedeelten tot ver in het voorjaar. Half maart kwamen de kieviten terug; de grutto’s en tureluurs kwamen pas begin april vanaf de zomerpolders en boezemlanden naar hun broedgebieden. De scholeksters, die eerst in groepen langs de Wide Ie verbleven, trokken ook pas begin april naar de polders. Voor alle weidevogels was het tot begin april, mede in verband met de aanhoudende droogte en nachtvorst, nog altijd moeilijk voedsel in het gebied te vinden.

Behalve in de Bûtendiken, is verder in deze skriezekrite het ‘aisykjen’ toegestaan. Dit jaar zijn hier echter tot 1 april geen kievitseieren gevonden. Het bleef koud, met nachtvorst tot begin mei en weinig neerslag. Omstreeks half april kwamen de eerste kieviten aan de leg; grutto’s en tureluurs volgden eind april. En de scholeksters begonnen pas in mei met het leggen van eieren. Hoewel ze wel een territorium innamen begonnen lang niet alle scholeksters aan het broedproces; dat is overigens elk jaar het geval. De eerste indruk van de boeren en nazorgers was dat hoewel de weidevogels laat kwamen, het aantal minstens gelijk was aan vorig jaar.     

Overzicht broedparen weidevogels op 500 hectare in de periode 2010 tot 2013:

Jaar           Kievit      Grutto     Tureluur    Scholekster     Totaal

2010              115             35             41                    40              231

2011                97             29             24                   30              180

2012               80             32             27                   26              165

2013               84             29             37                   34               184

 

De resultaten in deze skriezekrite waren ondanks het late voorjaar, redelijk tot goed. Het overzicht laat een achteruitgang van de weidevogels van 2010 tot 2012 zien. We zitten nu echter weer op het niveau van 2011 met 184 broedparen weidevogels op ca. 500 hectare. Kievit, tureluur en scholekster zijn toegenomen. De grutto, die in 2012 met 3 paar was toegenomen, zit nu met 29 paar weer op het niveau van 2011. De tureluur is met liefst 10 paar toegenomen en de scholekster met 8 paar.

Overigens kunnen weidevogelpopulaties jaarlijks variëren, zonder dat direct sprake is van voor- of achteruitgang. De voorzichtige conclusie voor deze skriezekrite is dan ook dat de weidevogelstand na de aanvankelijke achteruitgang in 2011, de laatste drie jaar min of meer stabiel is.

De weidevogels concentreren zich met name rond de twee plas-dras gebieden in de Bûtendiken met een verhoogd slootwaterpeil met greppel plas-dras. Rondom deze plekken komen de meeste vormen van weidevogelbeheer in weidevogelpakketten voor. Uit de alarmtellingen blijkt dat het broedsucces dit jaar redelijk tot goed is geweest. De eerste legsels van met name de kievit op zowel de maisakkers als de graslandpercelen, zijn massaal gepredeerd door de zwarte kraai. Dit kwam waarschijnlijk ook doordat de grasgroei in dit koude en droge voorjaar langzaam op gang kwam. Een aantal malen heeft de WBE handelend opgestreden. De vervolglegsels zijn goed uitgekomen, mede doordat het maaien ook twee tot drie weken later, pas eind mei plaatsvond. Uit de alarmtellingen eind mei bleek dat in veel percelen weidevogels met jongen voorkwamen. In de gebieden met een rustperiode, is op vier plaatsen de maaidatum met één, twee of drie weken uitgesteld. Op één plaats in de Bûtendiken is zelfs na de derde alarmtelling half juni besloten de maaidatum tot 28 juni uit te stellen. In deze hooilandpercelen met een verhoogd waterpeil, bevonden zich op 21 juni nog 10 alarmerende grutto’s, 12 tureluurs en 4 kieviten met nog niet vliegvlugge jongen. Uit de alarmtellingen in juni bleek dat op vele plaatsen nog weidevogels met jongen voorkwamen, hetgeen wijst op een redelijk tot goed broedsucces.       

Hoe verder met de skriezekrite:

Van de zesjarige overeenkomst zijn nog twee jaren te gaan. Voor 2014 zou de variatie in beheerovereenkomsten vergroot kunnen worden door in een aaneengesloten gebied met ‘rustperiode’ ten zuiden van de Bûtediken, een plas-dras gebied in te richten. Dit zou de fourageermogelijkheden vergroten en de variatie ten goede komen.   Verder bevindt zich in de Bûtendiken een klein Elzenbosje van hooguit twee hectare groot, dat het weidevogelbiotoop enorm frustreert. Rondom dit bosje zit in een straal van 150 meter geen enkele weidevogel. Voor een goed weidevogelbiotoop zou dit bosje gekapt moeten worden en als plas-dras gebied ingericht.

Tenslotte heeft de Provincie Fryslân het voornemen om met in gang van 2016 de financiering van de weidevogelbescherming in een aantal ‘weidevogellandschappen’ te concentreren. Skriezekrite Tusken Oksekop en Krite bepleit, gezien de resultaten, ook het continueren van de actieve weidevogelbescherming in deze krite.